BRM 600 km Orchies WE 09-07-2005 'Argonne-Ardennes'

Plaats hier toertochten, verhalen, verslagen, tips die op hoofdsite moeten komen.

Moderator: Site

Bericht
Auteur
Gast

BRM 600 km Orchies WE 09-07-2005 'Argonne-Ardennes'

#1 Bericht door Gast »

Op 5 km voor Orchies haal ik André Vaneeckhout in. André heb ik niet meer gezien sinds gisterenmorgen 10.30 u. Hij reed toen bij het buitenrijden van Hirson in zijn groep gezwind van mij weg. 510 km geleden is dat. Ik roep hem toe dat het zeer nipt zal worden. Om 22.00 u immers sluit de eindcontrole in Orchies, en wij hebben nog 20 minuten om dat te halen.

André reageert niet. Ik laat hem achter voor wat hij nog waard is. Bijna 40 uur ben ik onderweg en niemand stopt mij nog, zelfs geen Franse gendarme die voor mijn ligfiets zou springen. Het brevet 600 moet binnengehaald worden. Pas dan heb ik alle afstanden en mag ik mij ‘super randonneur 2005’ noemen. Dat was mijn doel begin dit jaar, en daarvan ligt het eindpunt iets verder. Het mag mij nu niet meer uit handen gaan.

Ik rijd al meer dan twee uur in gewichtloosheid, zowel in lichaam als geest. Een toestand waarvan ik ooit las dat men dit enkel bereikt wanneer men de grens van de totale uitputting overschrijdt.
Om 21.53 u sta ik letterlijk met beide voeten op de grond voor het lokaal van de inrichtende club CCO. Christian Théron komt naar buiten, de patron van de BRM's in Orchies. Hij is blij verrast met mijn aankomst, deels omdat ik het haalde, deels omdat ik 15 punten voor zijn clubklassement kan afleveren.
Hij vraagt mij om toch maar deel te nemen aan de 600 in Oostende begin augustus; om punten te sprokkelen voor cyclo club Orchies. Wablieft? Geen sprake van. Dit jaar houd ik het voor bekeken. C’est fini. C’est assez.

Het begint allemaal heel slecht. Ik sta de zaterdag om 06.00 u aan de start met 19 andere rijders. De nacht voordien heb ik niet geslapen en bovendien heb ik ondertussen van alles gegeten dat nu flink op mijn maag blijft liggen. De benen zijn echter goed, en alhoewel twee weken geleden de 400 mij slecht bevallen is, heb ik nu goed nagedacht over de fouten die ik toen gemaakt heb. Deze fouten mogen mij vandaag en morgen de das niet omdoen.

Eerste raad : laat alles thuis wat je missen kunt. Daarom geen zwaar fietsslot meesleuren en geen drie liter drank bovenop de twee gevulde drinkbussen. Mijn fiets verlies ik toch nooit méér dan 10 meter uit het oog, en in Frankrijk is water te vinden onderweg. We rijden ten slotte niet door de woestijn. Wel neem ik twee handdoeken mee, én een balpen. Je kunt dus niet geloven waarvoor je schrijfgerief allemaal nodig hebt.
Zeer belangrijk bovendien : BRM is geen vakantie nemen. BRM is oorlog. Ik sta klaar met een geladen brein en de knop op maximum.
Daarenboven moet je vanaf de start bij de pinken blijven want hoe langer je de groep kunt volgen, hoe verder je komt met minder moeite. Zelfs al kost dat soms veel moeite.

BRM is misschien oorlog voeren, maar oorlog voeren is zoals met uw lief in de cinema : de beste plaatsen zijn vanachter. Ik zit daarom achteraan. Achter mij ligt de verleden tijd, voor mij het zicht op de toekomst en de rijders.
Bergop geef ik toe, bergaf sluit ik aan. Zeer vlot, en ondanks een heuvelachtig terrein, kom ik mee tot aan de eerste controle in Hirson. De routebeschrijving geeft 95 km afgelegde kilometers aan, mijn teller staat op 101. Iedereen heeft méér kilometers dan het routeplan, dus klopt de beschrijving niet en daar heb ik een hekel aan. Ik vertrouw altijd op mijn fietscomputer en vanaf nu moet ik omtellen en bijrekenen. Kilometers ervan aftrekken heb ik nog nooit moeten doen.

In het café de Paris à Hirson interesseren mij maar twee zaken. Mijn kaart afstempelen en naar mijn inmiddels rommelende buik uitkijken. Als het diarree wordt, dan mag ik mij zorgen beginnen maken.
Er wordt in de toiletten geen onderscheid gemaakt tussen dames en heren. Twee deuren van een halve meter breed tref ik er aan. Binnenin stap ik bijna in een typische Franse WC-douche. De deur gaat weer dicht en de zaak wordt uitgesteld. Onderweg kom ik wel nog bomen en struiken genoeg tegen.

Ondertussen lopen de rijders reeds naar buiten om zich klaar te maken voor de volgende etappe tot Raucourt-et-Flaba. Christian maant mij aan om toch maar met de eerste groep te vertrekken. Hij kan het niet verdragen dat ik met een sigaret in de mond rondloop. Toen ik lid van de club werd heeft hij gezworen om mij daarvan af te helpen maar het lukt hem niet. En dat maakt hem chagrijnig.
Om van dat gezaag vanaf te komen vertrek ik maar. Het gaat meteen steil bergop, en daar gaat mijn groep. De groep achter mij haalt mij enkele kilometers verder in en die ben ik dus ook kwijt. Christian is ook gepasseerd, en ik zit daarom op mijn gemak. Ik kan vanaf nu ongezien mijn goesting doen en mag de rode lantaarn doen branden.

Iets voor Martigny volgt een nijpend probleem. Ik moet meteen de kant in en een schuilplaats zoeken. Dit gebeurt achter een klein gebouw in verval. Toiletpapier is voor mij nooit ver weg maar achteraf stel ik vast dat het gebouw alias schuilplaats toebehoort aan Sainte Vierge; een kapel met ingestorte voordeuren. Ik troost mijn religieuze gevoelens met de gedachte dat er achteraan niets zal gemist worden wat er vooraan ook al niet is, en daarenboven is het de taak van de Heilige Maagd om mensen in nood te helpen.

Ik installeer mij in het gras, in de zon, en kijk mijn wegenkaarten goed na. Het parcours ken ik ondertussen al vanbuiten. Al die ronkende namen op papier zoals Liart en Signy l'Abbaye gaan nu live de revue volgen. Prachtige vergezichten, maar intensief vermoeiend om die te bereiken. Het klimwerk wordt zwaar.

Ik houd er de pas in want ik heb teveel tijd verloren, en bereik tamelijk vlot én snel Raucourt-et-Flaba, de volgende controlepost in het café Chez Doudou, km 180 op de routebeschrijving.
Waarschijnlijk is Doudou de oudere vrouw die aan een tafel een krant zit te lezen want ze roept op Serge dat 'le vélo couché est là'. Tiens, kennen ze me hier? Serge, ook al een zeventiger, komt vanuit de keuken en vraagt mij of ik de enige ligfietser ben. Bij mijn weten toch. Hij licht mij ervan in dat mijn collega's hem zegden dat er nog één rijder op komst was, maar men vreesde dat deze de strijd gestaakt had. Dat is dan wel buiten de waard gerekend want deze ligger doet nog steeds mee. Hij heeft alleen dorst.

‘Deux pressions’ patron. Een pint bier van de tap kost in Frankrijk meer dan twee euro, bij de Serge blijkbaar véél minder. Ondertussen verneem ik dat er in de streek weinig tot geen werkgelegenheid is, dat de winters bitter koud zijn, en dat de bevolking de streek ontvlucht.
Is er ook politie vraag ik belangstellend? Ja, maar die zie je alleen als je ze niet nodig hebt. Waar heb ik dit nog gehoord.

Deel 2 van 3 volgt, en in afwachting : http://users.skynet.be/CCO/rep600.htm
Laatst gewijzigd door Gast op za 16 jul 2005, 20:05, 1 keer totaal gewijzigd.

Gebruikersavatar
Brechtix
dokter
Berichten: 1329
Lid geworden op: vr 12 sep 2003, 12:05
Postcode: 9000
Fiets: EWAW, RAW, Milan,
Locatie: B-9000 Gent
Velomobiel: eWAW
Contacteer:

#2 Bericht door Brechtix »

Schitterend verslag! Laat u gaan!

Ward De Meyer
catering
Berichten: 1661
Lid geworden op: za 08 nov 2003, 11:12
Postcode: 2930
Fiets: Stinger
Locatie: Brasschaat
Contacteer:

#3 Bericht door Ward De Meyer »

Een pluim en een kus van de juf voor Patrick, weeral een mooie prestatie!

Ward

Gebruikersavatar
Johan Clerx
General Manager
Berichten: 3123
Lid geworden op: di 01 mar 2005, 11:05
Postcode: 3690
Fiets: Quest 300
Locatie: Zutendaal
Contacteer:

#4 Bericht door Johan Clerx »

Puike prestatie. Zeker als je de 600 zo kort na de 400 doet. Ben heel benieuwd naar het vervolg van je verslag. Lijst bijna als een boek van King ofzo. :shock:

Gast

#5 Bericht door Gast »

Deel 2

Buiten aan herberg Chez Doudou maak ik alles paraat voor de volgende etappe naar Butte de Montfaucon, 48 km verderop. Ik heb een half uur in het café verloren, en naar het zeggen van Serge waren de laatste rijders reeds een kwartier vertrokken voor ik binnenkwam. Wat is drie kwartier achterstand in een mensenleven? We zullen dat eens vlug repareren!
De vlam in de pijp is na 2 kilometer gedoofd. Ik begin te baggeren. Ik begin het ruwe asfalt onder de wielen te voelen. En als het niet meer wilt vlotten, dan begin je plots de andere soorten miserie te voelen. De zon brandt op mijn roodverbrande hoofd, armen en benen. Mijn diarree is onopgemerkt van de baan geraakt, en zelfs mijn maag doet geen pijn meer, maar in de plaats heb ik pijn aan het gehemelte, de slokdarm en de maagingang. Ik eet dan ook niet. Ik eet trouwens alleen als ik honger heb, en drink als ik dorst heb. Af en toe steek ik wel enkele biscuits van het type Sultana in mijn mond om iets in de maag te hebben, in de loutere veronderstelling dat men zonder een minimum aan lucht in de banden ook niet ver komt.

Ik rijd door een pittoreske maar absoluut desolate streek. Ik zie letterlijk géén kat en voel mij alleen op de wereld. Voorbij Buzancy gaat het steil omhoog. Aan de linkerhand passeer ik stapvoets een Duits soldatenkerkhof. Duizenden simpele houten zwarte kruisen. Het merendeel mensen die begraven liggen na gesneuveld te zijn in een oorlog die ze zelf niet wilden. Het tijdelijke wil ik echter nu niet wisselen voor het eeuwige. Ik rijd misschien slecht, en het zal waarschijnlijk nog slechter gaan, maar uit ervaring met eerdere langeafstandstochten weet ik dat ik onderweg meerdere keren een diepe terugval krijg. Na enkele uren verbetert dat. Het is niet omdat ik nu slecht rijd, dat ik een vogel voor de kat ben voor de rest van de afstand.

Elk dorp ligt verscholen in een diepe vallei. Elk volgend dorp kan men enkel bereiken als men een stevige heuvelrug overwint. Dat wordt minutenlang aan voetgangerswandelsnelheid de klim opklefferen, boven in open vlakten terechtkomen en vervolgens kilometerslang naar beneden duiken. Ik zet de fietscomputer op maximumsnelheid. Het is een ervaring om boven de zestig per uur naar beneden te rammen, dwars door een opduikend bos te razen, om vervolgens het volgend dorp binnen te suizen. Let wel op met dorpen doorkruisen. Meestal geldt voorrang voor rechts, en zelfs al kom je geen auto tegen, landbouwvoertuigen zijn altijd onderweg.

Er is één ding dat mij keer op keer zorgen baart als ik naar beneden stuif. Het vergalt zelfs mijn plezier. Mijn Hurri is weliswaar mijn kameraad, en in deze streek is hij zelfs mijn enige vriend, maar hij heeft een geveerde voorvork. Achteraan de voorvering bevindt zich een scharniervork. Die maakt de verbinding tussen stuur en voorwiel. Nu kan het gebeuren dat deze vork breekt. Dan valt er niets meer te sturen, gaat het voorwiel zijn eigen leven leiden en ben ik wèl een vogel voor de kat. Mijn echtgenote weet dit. Ik heb haar ervan ingelicht dat wanneer ik ooit een ongeval heb en ik kan het niet meer navertellen, zij dit specifieke onderdeel moet laten onderzoeken.
Ook zou ik graag weten wat het effect is van een lekke voorband aan hogere snelheid. Hopelijk kan een ander mij dit vertellen want zelf wil ik het nooit meemaken.

Na bijna drie uur fietsen zie ik uiteindelijk het monument van Butte de Montfaucon op een berg in de verte. Het is een donkergrijsachtige toren met daarop iets dat vleugels blijkt te dragen. Ik zal het in mijn later leven wel nog even van dichterbij komen bekijken, maar dan met de auto. Je rijdt omhoog in een ruime bocht recht naar die toren toe, om vervolgens in een lus in de andere richting rond de berg het dorp binnen te rijden.

In het dorp zelf is niets te bekennen. Een hoofdstraat met enkele zijstraten. Hier en daar opwaaiend zwerfvuil. Precies een dorp en een situatie uit The Good, The Bad, and The Ugly. Ik laat de keuze aan de lezer wie van de drie het dorp aandoet.
Waar moet ik hier mijn stempel gaan zoeken? Nèt op het moment dat ik meen te moeten aankloppen aan de deur van een pompstation anno 1960, zie ik aan de overzijde een kleine winkel, daterend uit dezelfde tijd als de benzinepomp. Er brandt licht boven de toog en dus ik daarheen.
Ik stap binnen met belgerinkel boven mijn hoofd. Het ruikt er naar allerlei zuivelproducten die mij aan de winkel uit mijn jeugdjaren doen terugdenken. Er waren toen nog geen grootwarenhuizen.
Een volslanke dame komt van vanachter en als ze mij ziet lacht ze haar tanden bloot. Vooraleer ik ook maar iets kan zeggen steekt ze haar hand uit, neemt mijn groene controlekaart aan, zet daar een stempel in, en stelt mij de retorische vraag dat ik dan toch nog niet opgegeven heb.
Blijkbaar word ik langzaamaan bekend in Frankrijk. En wat bedoelt ze met ‘nog niet’? Want zover is het ‘nog niet’! Zo vèr is het nog wel, nog 375 km.

Het is iets voor 19.00 u en ik sla bij haar drank in voor de komende nacht. Je moet op alles voorbereid zijn, en liefst op voorhand. Ik mag mij voluit installeren op de brede en hoge drempel voor de voordeur van de winkel. Er zijn toch geen klanten meer in het verwacht. De winkelierster toont mij de vuilbak. Een olievat waar het bovenste deksel vanaf gehaald is. Als het vat vol is, wordt er vuur in gemaakt. De vuilniskar doet duidelijk deze streek niet aan.

De laatste rijders rijden al méér dan een uur voor mij uit. Ik heb het niet durven vragen hoe ver ik achter lig op de eerste rijders. Wat niet weet, niet deert.
Ik sla de kaart open. Vanaf Orchies bekijk ik de afgelegde parcourslijn schuin rechts naar beneden. Het eerste uiterste zuidoostelijke punt is bereikt. De volgende 87 km tot Taissy, een dorp net voor Reims, loopt op de kaart horizontaal naar links. Het zal ongeveer middernacht zijn als ik er straks aankom. Hopelijk is er daar nog iets open om een stempel te halen.

Ruim een uur later, halverwege de zware klim in het Bois de Cornay, zit ik alweer op mijn achterste in de berm. Ik ben zonet door een grote zwerm klein vliegend ongedierte gereden. Ik zag hun vleugeltjes blinken in de ondergaande zon, boog het hoofd, en ze hebben ruimschoots de tijd gekregen om zich in en onder mijn helm te vestigen. De helm vliegt de berm in, de fiets vliegt de kant in, en krabben maar. Als ik eraan terugdenk moet ik nog altijd hetzelfde doen.
Ik maak van de gelegenheid gebruik om te telefoneren naar het thuisfront. 10 kilometer geleden kreeg ik geen verbinding, vijf kilometer geleden wèl maar mijn gesprek was te kort omdat ik dacht de verbinding te verliezen. Nu lukt het me, ik heb twee streepjes. Alles gaat goed, ik ga de nacht doorrijden, en niemand hoeft zich zorgen te maken.
Het merendeel van wat ik meedeel aan thuis is waar. Toch gaat het niet goed. Ik heb goesting om in het bos de slaapzak te ontvouwen en enkele uren te slapen. Dat slapen moet wachten want Taissy wacht mij op. Mijn geest begint te protesteren, en niet een klein beetje. Wat zit ik hier na 250 km te doen? Ik ben hier aan iets bezig waar in België géén 50 mannen of vrouwen te vinden zijn om dit mee te maken. Een lange fietsafstand afleggen en dit binnen een opgelegde tijd.
Het einde van de rit is trouwens bijlange nog niet in zicht. Nog 350 km? Bovendien zit ik hier mijlenver van iedere beschaving en meen ik in de buurt het gejoel van spelende kinderen te horen.

Geen tijd voor gemekker. Voor alles is er een oplossing. Ik spring de fiets op en begin te rijden zo hard ik kan. Slechte gedachten dienen eruit gestampt worden. Dat lucht altijd op.
Voorbij Ardeuil stop ik langs de kant van de weg. In de late valavond monteer ik zo vlug als mogelijk mijn voorverlichting. Ik hoor gesnuif achter mij. In de weide aan de overzijde van de weg staan 3 spierwitte koeien mij belangstellend aan te kijken. De witte koeien in Frankrijk staan in voor de melkproductie. Die leiden tot hun pensioen een herenleven. Er zijn in deze streek ook volledig lichtbruine koeien. Die zijn bestemd voor consumptie en hebben dus minder geluk.
Ik kleed mij voor de komende nacht want het wordt fris. Zelfs de winterhandschoenen worden gebruikt.
Klaar? Nog even naar de koeien kijken. Hun aantal is ondertussen aangegroeid tot een dertigtal beesten die waarschijnlijk nog nooit een ligfietser gezien hebben. En er komen nog koeien bij. In plaats van aan de beide buitenkanten aan te sluiten zoals het hoort, vinden de aankomende koeien het nodig om tussen de andere koeien zich een weg te banen tot aan de afspanning zodat de hele meute constant als één compact verstrengeld blok naar links en naar rechts aan het opschuiven is. Ik ben hier weg want ik word gek.
Een kilometer verder word ik ingehaald door een wrak van een auto die veel te klein is om al die jongeren in onder te brengen. Ze hangen door de ruiten en roepen dat ik er moet voor gaan. Ik steek vriendelijk mijn arm op om ervan af te zijn. Mijn humeur staat vierendertig keer omgekeerd evenredig rechtlijnig dwars ten opzichte van hun uitbundigheid. Ik kan hen missen.

Om 23.00 u, in St.-Martin-l’Heureux, stop ik. Ik stel mijn voorverlichting haarscherp af. Ik heb een Cat Eye 300 die 10 tot 15 meter voor mij een breed licht verspreidt. Boven de 300 heb ik een tweede licht gemonteerd, een Cat Eye 500. Die geeft een verre bundel compact licht, ingesteld op 25 tot 30 meter. Ik ben tevreden over deze combinatie. Ik haal ook de hoofdlamp van Petzl uit de bananentas. Een niet te versmaden hulpstuk voor wat licht in de duisternis betreft. De helm moet daarvoor wel ingeruild worden. Tegen de kou trek ik mijn Buff tot over mijn oren. Ik kan de nacht in.
Verdorie, daar is dat autowrak weer met die jongeren erin. Ik moet er nog altijd voor gaan roepen ze. Het klinkt afgezaagd. Hopelijk gebruiken ze hun verstand en verdwijnen ze morgen niet in de weekendongevallenstatistieken. Ook in Frankrijk komt men langs de kant van de weg hier en daar kruisjes tegen waarop een naam vermeld staat, met een bloemetje ernaast. Bovendien rijdt men hier, zeker ‘s nachts, verschrikkelijk hard. Eén op de drie voertuigen heeft daarenboven een kapot voorlicht. Dimmen van de koplampen kennen ze hier ook niet.

20 kilometer voor Reims zie ik de stadsverlichting reeds afsteken tegen de nachtelijke hemel. Ik rijd al een uur in het pikdonker, op smalle departementale wegen. Mijn voorverlichting geeft geen onderscheid tussen rijbaan en grasbermen. Alles heeft één egale kleur : licht- tot donkergrijs. Soms zit ik tegen de kant van de weg zonder het zelf te weten. Je blijft op de tast rijden, je slingert heen en weer tussen de ene kant en de andere kant van de weg, bergaf moet je bijremmen. Een bijkomende last om je verstand erbij te houden. Bovendien staat de maan in zijn eerste kwartier. Daar heb ik dus ook geen hulp van.

In Beine-Nauroy moet ik linksaf richting Taissy. De 13 km die ik nu ga volgen moet ik straks terugrijden om vervolgens naar Le Chesne te rijden.
13 km gaan en 13 km terug : ik hoop rijders tegen te komen. Ik kom om iets voor 00.30 u, op 10 km voor Taissy, de Nederlander Ivo Miesen en zijn Duitse collega Christian Schultz tegen. Hun voorlichten priemen als korte pijlen door de nacht, en toch heb ik ze maar op het laatst opgemerkt. Ik roep. Ze stoppen en keren om tot bij mij.
Ivo is niet de eerste de beste langeafstandsrijder. Hij heeft een palmares van hier tot daar. Bovendien een dijk van een kerel. “Gaat ie”, vraagt hij mij. En als ik een stempel wil halen, dan kan dat in de plaatselijke bowlingzaal. Gewoon Taissy doorrijden, en op de linkerkant vind ik het wel.
Ivo en Christian gaan de nacht doorrijden. Drie andere rijders zijn reeds voor hen vertrokken. De andere rijders zijn gaan slapen in een hotel in Taissy. Die vertrekken rond 05.00 u voor de terugweg. Jawel, terugweg. Ik was dit al vergeten : terugweg. Het klinkt als muziek in de oren.

Ik rijd als de duivel naar Taissy. Het zou een nachtmerrie zijn moest de bowlingzaal voor mijn neus zijn deuren sluiten. Dan mag ik de stempel vergeten en moet ik wachten tot iets of iemand de volgende morgen zijn deuren opent.
Ik rijd Taissy door zoals mij gezegd werd. Verder en verder en nog niets te bespeuren. Uiteindelijk kom ik links een groot helverlicht gebouw tegen. Er staan geparkeerde auto’s. Een ontmoetingscentrum. Mèt bowlingzaal hoop ik want niets laat dit uitschijnen.
Ik binnen via één van de grote glazen deuren. Ik zit middenin een huwelijksfeest. De bruid en bruidegom krijg ik niet te zien. Door een méér dan volslanke dame word ik prompt aan de deur gezet. Veel uitleg moet ik niet geven. Ik moet van haar mijn stempel maar ergens anders zoeken.
Ik kan haar geen ongelijk geven. Ik zie eruit alsof ik door een tram ben overreden. Ik draag een signaalvest van een wegenwerker. Ik draag een lamp op het voorhoofd nèt of ik zojuist de riolen geïnspecteerd heb. Ik draag een bril met lederen zijflappen die men gebruikt hoog in de bergen. En mijn aangezicht en benen hebben een soort roodachtige kleur die doen vermoeden dat ik zojuist vanuit de woestijn gekropen kom. Krijg na middernacht zo iemand binnen op je huwelijksfeest, en de gasten gaan meteen denken dat het bruiloftspaar vanaf nu gedoemd is om onder een slecht gesternte te moeten verderleven.

Ik rijd daarom verder. Uiteindelijk kom ik, op een terreinencomplex, de bowlingzaal tegen. Ook weeral van die glazen deuren. En erachter staat een soort opzichter-manager-buitenwipper. Met een blik vol ridderlijk zelfvertrouwen in de ogen. Zo’n type die beslist wie erinkomt, en wie niet. Hij bekijkt mij van kop tot teen. In drie woorden probeer ik uit te leggen van waar ik kom, waar ik naartoe moet, en waarom ik hier moet zijn. Die drie woorden zijn blijkbaar genoeg want meteen word ik tot aan de toog van zo’n 30 meter lang geleid, hij vordert personeel op, de ene moet dit doen en de andere dat, en als hij ziet dat ik mij zorgen maak omtrent de veiligheid van mijn buiten geparkeerde ligfiets, dan hoef ik mij geen zorgen maken. Hij stelt zich persoonlijk garant voor het behoud ervan.
Ik heb een stempel in mijn controlekaart, ik heb een frisse pint bier voor de neus, ik kan rustig een sigaret roken, het is 01.00 u, en mijn ligfiets is beveiligd. Wat moet een mens méér hebben. Ik ben, na 19 uur en 315 km, een gelukkig man.

45 minuten later ligt Taissy al een eind achter mij. Ik draai rechtsaf de ruime berm in. Het gras is er kort gemaaid. Fiets op de zijstandaard, slaapzak uit de bananentassen en ontplooien, chronometer-alarm op 03.30 u ingesteld, schoenen uit. Slapen. Ik lig op mijn rug maar lig niet goed. Ik draai op mijn rechterzij maar nu mis ik een hoofdkussen. Ik kijk in de lichten van een aankomende auto en bij mij gaat het licht uit.
De wekker loopt af. Ik lig nog altijd in dezelfde houding. Ik moet geslapen hebben als een blok. Wat ik meteen voel is nattigheid. Mijn slaapzak is doordrongen van de dauw. Ik heb enorme kou. Op drie minuten tijd kraam ik alles op. Hier heb ik niets meer te zoeken. Toch wel. Met de hoofdlamp speur ik de plaats af waar ik gekampeerd heb. Ik wil het nooit meemaken dat ik al aan het rijden ben, terwijl ik vaststel dat ik moet terugkeren omdat ik iets laten liggen heb.
Ik rijd hard door om het warm te krijgen. In Epoye sta ik stil. Ik vind de juiste weg niet. Epoye is een typisch Frans dorp zonder enige straatverlichting. Gelukkig is mijn hoofdlamp van het type met halogeenlamp. De lichtbundel reikt minstens 30 meter ver en dat heb je wel nodig.
Ik beslis een omweg te maken via Pontfaverger. Ik kom via een lus later ook wel in Juniville terecht. Beter een omweg maken dan mij nu op goed geluk te begeven op een weg waar ik later van ondervind dat ze mij nergens naartoe leidde.
Ondertussen maak ik ook de bedenking dat ik nooit meer langs de kant van de weg ga liggen slapen als ik daarbij kan opgemerkt worden door anderen. Ze hadden de fiets vanonder mijn neus kunnen stelen, zoniet nog erger.
Voor Juniville begint er licht in de lucht te komen. Op een kilometerslange hoogvlakte met links en rechts dalen gevuld met mist hangt er hoog boven mij een leeuwerik te kwetteren. Die volgt mij. Waarschijnlijk denkt hij dat er eten bij mij te rapen valt. Dat is dan pech. Ik heb zelf nog niets gegeten.

Het gaat redelijk goed met mij. Dank u. Zelfs al moet er soms stevig geklimd worden, ik heb de volgende controle in Le Chesne in het vooruitzicht. Daar moet er gestempeld worden in bakkerij Lescouet. Voor Attigny ga ik aan de kant. De voorverlichting wordt gedemonteerd en weggeborgen, de helm wordt bovengehaald, de nachtkledij vliegt uit. Het wordt warm.
Waar zitten de anderen, zij die in Taissy overnacht hebben? Ik verwacht hen elk moment in mijn achteruitkijkspiegel te zien opdagen. Misschien zitten ze al voor mij. BRM is zoals het dagelijkse leven. Je bent van niets zeker. Zo ben ik al ingehaald door rijders waarvan ik dacht dat ze vèr voor mij uitreden. En omgekeerd.

Neuville ligt op 7 kilometer voor Le Chesne. Het dorp is door dranghekkens gebarricadeerd. Het is iets voor 07.00 u en wie gaat hier opmerken dat ik deze barrage negeer? Het is al te laat. Op het gemeenteplein is ofwel een veldslag geleverd, zoniet is dat hier gebruikelijk. Overal ligt gebroken glas. Stukgegooide glazen en flessen op de rijbaan, in de goot, op het trottoir. Als stille getuigen staan nog meerdere flessen en glazen op ter plaatse opgestelde banken, tafels en stoelen. Men heeft blijkbaar een paar intacte flessen en glazen over het hoofd gezien. Voorbij de plaats van de ramp sta ik stil. Mijn banden hebben geen schram te lijden gehad.

In Le Chesne rijd ik de Grande Rue in. Waar hebben de rijders die ‘s nachts doorreden hier hun stempel gehaald? Er was gegarandeerd niets open. Met dat stempelen is het toch ook altijd wat.

De bakkerij vind ik meteen. Het ruikt lekker in de zaak, ik krijg er honger van, hier ga ik eten aankopen. Ik geef mijn controlekaart af aan de bakkerin en vraag hoeveel rijders er reeds langskwamen. “Niemand”, antwoordt zij, “Je bent de eerste”.
Aha, ik ben de eerste! Nu is het mijn beurt. Ik strijk de trui glad, steek de borst vooruit en zeg met overtuigende stem : “Madame, doe mij een plezier. Als de andere rijders komen, wil je hen er dan van inlichten dat ‘le vélo couché roule encore’.”

Deel 3 van 3 volgt.

Frank II
Kopman
Berichten: 658
Lid geworden op: do 07 okt 2004, 7:53
Postcode: 2160
Fiets: Challenge Fujin
Locatie: Wommelgem
Contacteer:

#6 Bericht door Frank II »

Patrick in 1 woord: Groots!

Patriek
Helper
Berichten: 252
Lid geworden op: do 03 feb 2005, 18:49
Postcode: 9840
Fiets: Speedliner 28/20
Locatie: De Pinte
Contacteer:

#7 Bericht door Patriek »

Episch ! Doorgaan !
Graag leren bewegen, leren gráág bewegen, blijven bewegen.

Gebruikersavatar
Johan Clerx
General Manager
Berichten: 3123
Lid geworden op: di 01 mar 2005, 11:05
Postcode: 3690
Fiets: Quest 300
Locatie: Zutendaal
Contacteer:

#8 Bericht door Johan Clerx »

ongelooflijk!

Gebruikersavatar
Brechtix
dokter
Berichten: 1329
Lid geworden op: vr 12 sep 2003, 12:05
Postcode: 9000
Fiets: EWAW, RAW, Milan,
Locatie: B-9000 Gent
Velomobiel: eWAW
Contacteer:

#9 Bericht door Brechtix »

Cliffhanger!
“I have a simple measure right now for people – are you working on something that can change the world – yes or no."

Larry Page

Enig Mata
Junior
Berichten: 96
Lid geworden op: za 18 jun 2005, 18:58
Postcode: 2180
Fiets: optima baron lowracer
Locatie: Ekeren
Contacteer:

#10 Bericht door Enig Mata »

schitterende krachtprestatie & flamboyante schrijfstijl. Dat moet je publiceren.

Gast

#11 Bericht door Gast »

Deel 3

Ik heb in bakkerij Lescouet nog maar net mijn zak met boterkoeken betaald, of daar staan Jacques Thailly en Gerard Van Caemelbeke naast mij. Het zijn de eerste rijders van de groep die deze nacht in Taissy overnachtten.
Wat opvalt is hun uiterlijk. Ze zien er niet vermoeid uit. Ze behoren tot het soort rijders die er met de dag beter uitzien en nog eens sneller aan het rijden gaan. Daar kan ik bijlange niet aan tippen. Hoe gaat het met mij vragen ze belangstellend? Het enige wat ik kan bedenken is dat alles hangt.
Ze vinden beiden het parcours te zwaar. Zelf heb ik daar nog niet bij stilgestaan omdat ik ervan uitga dat de Ardennen, ook de Franse, nu niet meteen hetzelfde karakter vertonen als de Vlaamse polders.

Een drietal minuten later komt André Dubart aangefietst. Hij lijkt mij iets vermoeider. André is een Belg van tegen Doornik, werkt bij de NMBS en wordt daarom de TGV van Ramegnies-Chin genoemd. Ik zei ooit aan TGV-André dat ik op bepaalde data niet kon rijden wegens dienst op het werk. Hij schudde meewarig het hoofd. Hij werkt zelf 10 dagen per maand en de baas moet hem voor de rest maar gerustlaten. De treinen rijden ook zonder hem. Dat moet ik onthouden, zeker omdat ik in mijn beroep wel al eens mensen tegenkom die denken dat het zonder hen niet vooruitgaat.

Iets verder links is de herberg op het dorpsplein open. Op het Franse platteland gaan de herbergiers met de kippen op stok. Maar eens de haan kraait wordt meestal de deur van slot gedraaid. Twee man zit reeds aan de toog. In een hoek zitten mijn drie collega-rijders. Op de tafel naast hen grits ik een asbak mee. Zij vinden het beleefd van mij als ik voorstel in een andere hoek van de herberg te gaan zitten. Zij weten waarom.

Een kwartier later komt het grootste deel van de rest van de groep aan. Ook deze ontmoeting is er één van het aangename soort. BRM-rijders kunnen van de ene kant verschrikkelijk hard zijn voor mekaar. Daar bedoel ik niets negatiefs mee. In langeafstandstochten wordt verondersteld dat ieder weet waar hij mee bezig is. Ga je de woestijn in, zorg dat je een goede kameel hebt. Ga je langzamer rijden, dan rijd je alleen. Dit maakt van de andere kant, nu iedereen wéét waar hij mee bezig is, dat wij na vele uren mekaar spreekwoordelijk in de armen zouden vallen bij het weerzien.

Christian is de grote chef van het peleton. Hij assisteert en coördineert met ijzeren hand. Er moet tucht zijn. In controleplaatsen loopt hij evenveel kilometers rond op zijn benen, als rijdend tussen de controleplaatsen in. Hij maant aan om te vertrekken. Gelijk heeft hij wel. We zijn 26 uur onderweg en 390 km ver. Deel dat en je komt aan 15 km/uur. Het minimum waaraan er moet gereden en mag gerust worden. Dit laat geen ruimte over voor andere activiteiten.
Serge Huon protesteert. Hij moet nog naar de WC. Streng wordt hij door Christian aangekeken. Serge begrijpt wat er bedoeld wordt en verdwijnt voor de grote boodschap, maar de krant zal hij er niet moeten lezen.

Nog 215 km te gaan. De zon rijst de hoogte in, we rijden Le Chesne buiten, en ik neem afscheid van Robert Luyckx. Robert woont in Everberg en is veel sneller dan ik. Ik wens hem nog een prettig weekend toe want ik ga hem niet meer zien. Eigenlijk ga ik hem niet meer zien in 2005. Dit is onvoorwaardelijk mijn laatste BRM dit jaar.

Nu gaat het naar Rethel toe, 31 km verderop. Hetzelfde klimwerk zoals ik het gewoon ben. Maar vanaf Rethel moet het zwaarste achter de rug zijn. De rest van het parcours tot Orchies is vlak tot golvend is mij gezegd. Ik heb hoop, ik heb perspectieven. Kalmaan kom ik er wel. De berg slorpt mij op, en over de top spuwt hij mij uit. Ik laat de ketting op het binnenblad. Bergaf duw ik niet bij. Ik laat de benen maximaal rusten. Bijtrappen heeft toch geen zin. Je haalt er weinig rendement uit, en de kabels van mijn Grip Shift blijven gespaard van slijtage. Mijn polsen doen trouwens pijn van al dat schakelwerk. Ik word geholpen door een rugwind schuin rechts.

Rethel komt in zicht. Weer zo’n veel te drukke stad voor mijn ogen en oren, zeker wanneer men uit een stil platteland komt. Het contrast is te groot. Ik voel dat ik de verkeerde weg door de stad aan het nemen ben en wordt opgehouden door een file auto’s die moet wachten voor een vrachtauto die uit de tegenrichting komt. De bestuurder van deze vrachtauto is druk bezig met het omroepen van reclame voor zijn circusbedrijf. Hoog vanuit zijn cabine kijkt hij met een kennersblik op mij neer. Ik maak ook wel nog kans om deel uit te maken van zijn show.
Aan een voorbijganger toon ik mijn landkaart. Ik ben dus wel degelijk verkeerd aan het rijden. Hij adviseert mij een alternatieve route te nemen die veel toeristischer is. Daar kan ik niet op ingaan. Ik ken die alternatieven die voorgesteld worden. Men moet er tijd voor hebben.

Ik keer terug de stad in. Weerom word ik opgehouden door die circusauto. Achteraan de vrachtauto is een traliewerk, en in de laadruimte loopt een leeuwin. Ik heb er alle vertrouwen in dat het traliewerk beter afgesloten is dan de achterdeur van de celwagen van Dutroux.
Ooit las ik in het forum dat een paard schrik heeft van een ligfietser omdat het dier in ons een aanvallende tijger ziet. De leeuwin heeft waarschijnlijk een kalmerend middel gekregen want zij vertoont niet meer het gedrag van een échte leeuwin. En ik vertoon allerminst het gedrag van een aanvallende tijger. Ik ben eerder een zwerfkat, ongewassen, ongeschoren, plakkend zweterig, met overal opgedroogde korrels zout op het lichaam. Ik voel mij vuil, maar dat is nu niet aan de orde van de dag.

Zo, Rethel is achter de rug. Ik zit op de enige goede route, ook een toeristische weg maar dan één van het vlakke soort. Vlak? Eerder golvend met hier en daar een stevige bult. Niettemin stel ik mij tevreden met wat ik voor de wielen krijg. Het loopt lekker. Ook de bakkende zon is er niet meer. Die gaat schuil achter hoge witte bewolking zodat de verre omgeving in een omfloerst mysterieus daglicht gezet wordt.
Ik rijd aan een kruissnelheid van 22 tot 25 km/uur, de kaap van de 400 ligt al een tijd achter mij, nog 180 km te gaan.
De fietscomputer laat ik op effectief rijgemiddelde staan. Die is onder de 18 km/uur gedoken. Heel langzaam, en pas na honderden meters, loopt in tienden van kilometers het gemiddelde naar omhoog.

Mijn linkervoet begint pijn te doen. Logisch dat na zoveel uur één of ander lichaamsdeel begint op te spelen. Dit herinnert mij eraan dat ik, sinds ik stevige MTB-schoenen van Shimano kocht, geen last meer heb van slapende voeten. Mijn lichte racefietsschoenen behoren definitief tot het verleden. Ook had ik vroeger, als beginnende ligfietser, veel last van nekpijn en was ik duizelig wanneer ik van de ligfiets stapte. Mettertijd is dat allemaal verdwenen. Het komt ooit nog goed met mij.

Rechts van mij ligt het uitgestrekte militaire domein van Sissonne. Ik weet dat hier af en toe raketten worden afgevuurd. Ik luister aandachtig, maar alles is peis en vree. Het enige wat ik hoor is mijn ligfiets die aan het fluiten is. Dit heb ik altijd bij zijwind. De rugwind ben ik al een hele tijd kwijt daar de route meer naar rechts afbuigt. Vanaf Ramecourt enkele kilometers verderop wordt het zelfs wind op kop voor de laatste 140 km. Nu, voor mij niet gelaten. Met de wind pal op de neus rijd ik nog altijd sneller dan wanneer ik zijwind heb. Dit leert de ondervinding mij. Wind op kop is dus niet noodzakelijk een nadeel. Integendeel. Een zeer belangrijk voordeel, mij gratis door de ligfietsafdeling meegeleverd.

Na in Liesse-Notre-Dame de toer van het dorp gedaan te hebben, vind ik uiteindelijk het Café-Hôtel-Restaurant La Tourbière. Ik kan mij moeilijk voorstellen dat het hotel hier ooit volgeboekt geraakt. In het restaurant achteraan zit wél volk. De waardin heeft geen oog voor mij en loopt er rond met borden, vorken en messen.
Ik maak van de gelegenheid gebruik om mijn echtgenote op te bellen. Nog 130 km, het is nu 14.07 u en ik voel mij goed. Deze keer is het niet gelogen. Ik voel mij écht goed.

Ik bestel een grote zwarte koffie. Mijn drinkbussen worden gevuld met water van de kraan. De waardin krijgt mijn ligfiets in de gaten. Ze trommelt enkele mensen op die zich achteraan het restaurant bevinden, en voor ik het weet zit ik alleen in het café-restaurant. Buiten wordt door een tiental kijklustigen de ligfiets druk besproken, iedereen moet wel ergens aan draaien en voelen, en ik frons de wenkbrauwen als ik de waardin hoor zeggen dat ze er een ritje gaat mee maken.
Als ik vanuit de hoek van mijn linkeroog vaststel dat ze de rechterpijp van haar jeansbroek naar omhoog schuift, raap ik in enkele seconden alles bij mekaar en in twee stappen sta ik aan de voordeur. Vriendelijk maar kordaat deel ik mede dat het voor mij tijd wordt dat ik vertrek. De weg is nog lang en de gevaren zijn groot.

De zwarte koffie heeft mij goed gedaan. Ik rijd door een bosrijk gebied, met toboganwegen. Het soort weg waar ik op de grootste versnelling de helling naar beneden rijd, om vervolgens met een minimiem aan vermogen de eropvolgende helling met grote steek naar omhoog te kruipen. Eens boven val ik net op tijd stil om vervolgens van vooraf aan te herbeginnen.
De volgende streek die ik aandoe is er één van ecologische aard. Het natuurgebied van Vesles-et-Caumont. Maar zelfs al bestaat Frankrijk grotendeels uit waters en bossen, ik heb het al meegemaakt dat ik in herbergen géén water uit de kraan voor mijn drinkbussen kreeg. In sommige streken zit er javel in het leidingwater. In dit geval, en mits een cafébaas met enige zin voor beroepsethiek, krijg je mineraalwater uit de fles. Meestal uit vijfliterflessen. En altijd gratis.
Daarom even proeven van het water uit de kraan, mij overgeleverd door de waardin van Café-Hôtel-Restaurant La Tourbière. Het smaakt voortreffelijk. Een eerlijk mens, maar toch zou ze géén rit met mijn ligfiets mogen gemaakt hebben.

In Erlon moet ik het dorp uit via een steile klim. Rechts van mij duikt een jong koppel op dat langs de kant van de weg staat. Gekleed in dezelfde tenue, bovenaan een felrode T-shirt, onderaan een zwarte koersbroek. Hij en zij hebben een splinternieuwe trekkingfiets en zijn fiets is voorzien van vier al even nieuwe tassen. Twee vooraan naast het voorwiel en achteraan idem.
Bewonderend wordt ik aangekeken. Ik kan zo merken dat ik bij hen overkom als de onverwoestbare strijder die door dik en dun, door weer en wind, bij vallen en opstaan, bij leven en welzijn, vakantieafstanden afleg waar men nog niet eens met de auto zou durven aan te beginnen. Ga dus nooit voort op uiterlijke schijn want schijn bedriegt.
300 meter verder staat deze onverwoestbare krijger stil, want op het midden van een kruispunt vindt hij de weg weeral niet meer. Naast mij stopt een dure terreinwagen met een al even dure dame aan het stuur. Verveeld kijkt ze mij aan want ik sta in de weg. Ik maak een circelvormige beweging met de arm om haar te vragen de ruit naar beneden te draaien. De ruit gaat elektrisch naar beneden. De weg naar Châtillon-lès-Sons s’il vous plait. Met een hoofdbeweging maakt ze mij attent op het wegwijzerbord vlak voor mijn neus. Stom van mij, en zij denkt net hetzelfde. Ik maak de weg vrij zodat ze kan vertrekken.

Vanaf nu wordt het nijdig lastig bergop. In afdalingen begin ik risico’s te nemen. Van het landschap wordt niet meer genoten, eerder wordt de komende moeilijkheidsgraad ervan nagemeten. Ik ken mezelf. Ik begin in een lastig parket te zitten. Ik begin te morren en vertoon zwartgallige plekken op mijn ziel. De aftakeling begint zich in te zetten. Ik heb nog 100 km te gaan. Kilometer na kilometer tel ik af. Een slecht voorteken. Waarom nu plotseling weer bergop? Alles ging toch vlak zijn?
De zon komt opnieuw volop te voorschijn. Mijn drinkbussen staan droog.

Dorstig rijd ik dalend Origny-Sainte Benoite binnen. De eerste herberg links wordt aangedaan. Dit café zit vol. Men kijkt er geanimeerd naar de televisie die in een hoek tegen het plafond hangt. De Ronde van Frankrijk, die mij geen moer interesseert, brengt blijkbaar anderen in beweging.
Ik mis mijn entree niet. Ik word geërgerd aangekeken wanneer ik het presteer de enige vrije stoel met de voet omver te kegelen. Ik ben een hond in het kegelspel.
Zoals de witte koeien van Ardeuil wring ik mij tussen de anderen tot aan de toog. Ik doe een bestelling. Nu pas merk ik dat men naar de koers kijkt, maar dan wel de paardenkoers. Ten slotte is het hier een PMU-café. De cafégangers doen actief mee met de paardenbewegingen op scherm, roepen en vloeken, en op het einde zie ik ontgoochelde gezichten. Weeral hun geld kwijt grinnik ik binnensmonds. Onopgemerkt muis ik ervan onder. Ik ben hier niet welkom. Men ruikt mijn gedachten.
Buiten stel ik vast dat ik vergat mijn drinkbussen te laten opvullen. In geen geval ga ik opnieuw binnen. Ik vertrek, met in het achterhoofd de bedenking dat ik nooit ook maar één euro op een paard verwed.

Na Origny moet ik richting Neuvillette via een lokale weg. In Neuvillette gaat het bergop, dan steiler, en uiteindelijk na een bocht loopt de weg echt steil recht naar de hemel. Met pijn in het hart stap ik van de ligfiets. Dat haal ik nooit. De eerste keer dat ik ooit van de ligfiets moet afstappen. Voet voor voet duw ik de fiets naar omhoog. Pas nu stel ik vast hoe zwaar hij is. Zwaar van zichzelf, en nog eens even zwaar beladen. Op de top pauzeer ik. Ik kan niet meer. Deze BRM is veel te zwaar voor mij. Te zwaar voor een 600 en veel te zwaar voor mijn eerste 600. Ik voel mij een wrak in wording. Dit is géén fietsen meer. Dit is waanzin.

Nu gaat het snel. Niet in snelheid maar in psychisch verval. Ik krabbel tot aan de aansluiting met de D13 richting Bohain. Juist voor dit kruispunt kijk ik vol afgrijzen naar rechts. Ik heb een zicht op een vallei waar de weg, die ik moet volgen, steil en lang naar beneden loopt. Net of ik mét hoogtevrees vanuit een vliegtuig neerkijk op wat zich beneden onder mij bevindt.

Ik daal de D13 naar beneden, recht naar de diepste bodem van mijn morele weerbaarheid. Zag ik voordien de weg onder mij doorglijden, nu kan ik kiezel voor kiezel in het asfalt tellen. Wanneer het opnieuw, zoals ik kon vrezen, steil bergop gaat, komt alles tegelijk op mij terecht. Niet alleen de brandende zon bakt zijn deel, ook bakken vol onheil behoren daartoe. Daar zit radeloosheid, ontgoocheling, vertwijfeling, ontreddering, angst, en zowaar een flinke portie onderdrukte opstandigheid en agressiviteit bij. De enige kracht die ik nu nog zou kunnen vinden, voor het geval degene die dit parcours voor mij uitgestippeld heeft hier nu langs de kant van de weg zou staan, is mijn fiets laten vallen zodat ik beide handen vrij heb om hem ter plekke te wurgen.

In Bohain rijd ik verkeerd. Weeral. Ik ga toch echt eens werk moeten maken van kaartlezen. Ik verzeil in een achterbuurt. Ik zie 4 jongeren aan wie ik mijn leven niet zou willen toevertrouwen. Ze werpen té begerige blikken naar mijn ligfiets. Afgepeigerd en als een weerloze prooi vraag ik de weg. Ze helpen mij uitstekend. Ik ben op weg naar Walincourt, met een uitgedroogde mond, en aan een kruissnelheid op vlakke gedeelten van amper 10 km/uur.

Vraag mij niet hoe ik in Walincourt beland. Het enige wat ik weet is dat ik plots voor het controlecafé l’Epicurien sta. Verbouwereerd kijk ik op neergelaten rolluiken. De herberg is gesloten. Jaja, wrijf nog méér zout in de wonde.
Ik keer op mijn stappen terug. Op het dorpsplein vraag ik aan enkele jongeren waar hier een herberg open is. Een halve kilometer de andere richting uit. Achteloos laat ik de fiets achter op het trottoir en stap de herberg binnen, recht op de toog af.

‘Deux pressions’ patron. En neen, je hoeft niet te kijken waar die andere is; ze zijn alle twee voor mij. De waardin neemt ondertussen tussen duim en wijsvinger aarzelend mijn controlekaart aan. Die is doorweekt van het zweet en begint in flarden van mekaar te hangen. Mijn geld, controlekaart en andere papieren draag ik namelijk in een tasje op de borst. De meest veilige plaats, maar niet bestand tegen zweet. Ze begrijpt niet waartoe die stempel eigenlijk dient, maar dat doet er niet toe. Ik beloof er geen misbruik van maken.
De beide pintjes bier neem ik met beide handen aan. Niemand, en er zijn toch wel een tiental mensen in de herberg aanwezig, kan op dat ogenblik zo snel drinken als ik. Bovendien word ik bekeken alsof ik van een andere planeet kom. Dan toch wel niet van Mars. De oorlogsgod is mij al een tijd vreemd. Ik denk erover na om aan te sluiten bij Bacchus. Maar zelfs al staat naast mij een stoel die vrij is, toch ga ik mij niet neerzetten. Want als ik neerzit, ga ik blijven zitten en moet men mij tegen sluitingsuur aan de deur gooien.
Ik haal de beide drinkbussen van de fiets. Die worden door de waard opgevuld met mineraal water uit de fles. Ik zeg nog dat kraanwater ook mag, maar de waardin schudt met het hoofd van nee. Ik kan al denken waarom. Javel in het leidingwater.
Hoe laat is het alweer? Voor de tweede keer maakt men mij attent op de klok links bovenaan de voordeur. Het is 19.05 u. Een beeld op de klok dat ik niet licht zal vergeten. Ik moet in minder dan 3 uur nog 65 kilometer afleggen. Ik heb verloren. Dat haal ik niet meer. Ik ben naar deze 600 gekomen om te weten wat het is. Nu weet ik het. Ik kan het niet. Bovendien heb ik de laatste 58 uur anderhalf uur geslapen. Wat ik in twee dagen gegeten heb is amper voldoende om er behoorlijk een kip mee te voederen. Ik moet écht leren om te eten en te drinken vooraleer ik honger en dorst krijg. Allemaal kapitale fouten die mij ten laste gelegd worden. Leergeld moet duur betaald worden.

Met grote tegenzin kijk ik op tegen de nog af te leggen afstand van 65 kilometer naar Orchies, zelfs wanneer dat op vrije basis en zonder tijdsdruk mag gebeuren. Nochtans staat daar mijn auto, en zonder auto geraak ik niet thuis. Bovendien moet ik nu vertrekken, zoniet moet ik achteraf nog uren door het donkere Frankrijk rijden. Ik heb het voordeel dat ik deze streek een beetje ken van eerdere BRM-tochten. Het is hier vlak en heuvelmoeilijkheden hoef ik niet te verwachten.
Eén ding staat vast. Geraak ik thuis, dan vliegt de ligfiets voor de rest van het jaar de zolder op. Ik ben het stikkebeu. Mijn echtgenote zal trouwens niet blij zijn als ze ziet in welke staat ik thuiskom.

Ik rijd alweer. De mensen langs de weg groet ik vriendelijk. Meteen vraag ik al rijdend of Iwuy rechtdoor is. Ik krijg vriendelijke antwoorden. Iwuy is altijd maar rechtdoor, ik baseer mij op de ondergaande zon die zich links van mij bevindt. Ik kom in Iwuy en het is iets na 20.00 u. Dat kan niet. Een fout in het routeplan. Toch niet. Tot mijn verbazing stel ik vast dat ik al een hele tijd rijd aan 24 km/uur of hoger. Het kan nog sneller. Ik haal vlot 28 km/uur met dezelfde moeite. Sneller zou ook nog gaan, maar dat durf ik niet. Er slaapt iets in mij, en dat wil ik niet wakker maken.

Bouchain komt eraan, en Abscon volgt weldra. Ik vlieg. Ik kan zelfs nog ruim binnen tijd eindigen als het zo doorgaat. Ik moet enkel de keuze maken of ik de kaart, zoniet het routeplan volg vanaf Abscon. Beide geven een verschillend parcours aan om aan te sturen op Orchies.

Ik kies voor de kaart, maar meteen ook voor ellende. Ik kom in Fenain, een dichtbebouwd en -bevolkt gebied. Ik vraag al rijdend de weg. Ik doe mensen in auto’s stoppen. Ik paniekeer. Iedereen wijst naar hier, naar ginder, daar rechtsaf, verderop rechtdoor. Ik begrijp er niets van. Kent niemand hier de weg naar Marchiennes 5 kilometer verderop? Ik rijd op een klein half uur drie dicht bij mekaar liggende dorpen keer op keer binnen en buiten. Ik draai in het rond op hoogstens 2 vierkante kilometer.
Achteraf zal ik vaststellen dat ik niet meer in staat was na te denken. Ik kon nog alleen fysiek gevoelloos presteren recht op recht, maar psychisch was het kompas stuk.
Ik volg uiteindelijk een weg van het vijfde knoopsgat en zonder enige hoop op beterschap zie ik aan een kruispunt een wegwijzer naar Marchiennes. Dat moest ik hebben.

Nog 13 kilometer. Op de fietscomputer is het 21.23 u. Ik storm op Orchies af met hoofd en schouders licht naar voor gebogen. Als er nu nog iets verkeerd gaat, en dat meen ik, dan zet ik nooit nog een voet in de kerk.

De volgende morgen rond 10.00 u laat ik mij uit bed vallen. Op de knieën gezeten stel ik vast dat alles aan mijn lichaam in prima staat is, op uitzondering na van mijn bovenbenen. Die doen verschrikkelijk pijn. Mijn vierhoofdige dijspieren laten mij nauwelijks toe te stappen.
In de badkamerspiegel kijk ik naar glazige ogen in donkere diepliggende oogkassen. Mijn wangen zijn 1 cm ingevallen. De weegschaal noteert 3 kilo lichter en de broek valt van mijn lijf.

Ik zie geen andere oplossing dan op mijn achterste, trede na trede, de trap naar beneden te komen. Verschrompeld en verkreukeld stap ik naar buiten richting brievenbus. Daar haal ik een huis-aan-huis reclamefolder uit van het eroticabedrijf Pabo. Op de buitenkant lees ik dat binnenin de folder mij twee erotische verrassingen te wachten staan. Het ding belandt ongeopend de vuilbak in. Ik heb al verrassingen genoeg.

Einde.

Patriek
Helper
Berichten: 252
Lid geworden op: do 03 feb 2005, 18:49
Postcode: 9840
Fiets: Speedliner 28/20
Locatie: De Pinte
Contacteer:

#12 Bericht door Patriek »

Machtig epos P.P. ! Mooie prestatie ! Bedankt voor de leuke leesmomenten.
Graag leren bewegen, leren gráág bewegen, blijven bewegen.

Gebruikersavatar
marksje
ploegleider
Berichten: 2185
Lid geworden op: ma 21 mar 2005, 21:16
Postcode: 8830
Fiets: Nazca Fuego M
Locatie: gits (WVl)
Contacteer:

#13 Bericht door marksje »

Allereerst proficiat met je prestatie en doorzettingsvermogen, een voorbeeld voor velen =D>

Daarbij ook nog eens proficiat voor je schrijfkunde, een ongekend talent
(of was je je daar al van bewust).
Je bent voor mij "de" geknipte man om eindelijk eens "het" ultieme ligfietsboek te schrijven. Technische kennis doorweven met je ligfietsverhalen.
Dit zou zeker een bestseller worden.
...en al wa da ge zegt zijde zelf, nem...

Gebruikersavatar
Johan Clerx
General Manager
Berichten: 3123
Lid geworden op: di 01 mar 2005, 11:05
Postcode: 3690
Fiets: Quest 300
Locatie: Zutendaal
Contacteer:

#14 Bericht door Johan Clerx »

Jammer dat je geen BRM1000 hebt gereden. Ik zou zo nog wel een verslag of 3 willen lezen.

Chapeau Patrick. Wat zijn de ambities voor volgend jaar? Parijs-Brest-Parijs misschien? :roll:

David
Neo Prof
Berichten: 165
Lid geworden op: wo 10 aug 2005, 13:14
Postcode: 1005
Fiets: Taifun
Locatie: Paris Area
Contacteer:

#15 Bericht door David »

Ondanks dat ik me had voorgenomen me nog niet te mengen in topics omdat ik nog geen ervaring heb met ligfietsen en me dus nog als een onwetende buitenstaander beschouw, kan ik het me toch niet laten.
Een diep respect en bewondering voor zowel je prestaties als je zeer mooie schrijfstijl zijn hier wel op zijn plaats vind ik.

mvg,
David

Plaats reactie